Waar doen ze het toch van

Ze trokken al jaren samen op. Woonden in het zelfde buurtje in een vergelijkbaar huis. Erg gezellig om dicht bij elkaar te wonen en zo nodig op elkaars kinderen te kunnen passen. Met de kinderen waren ook de eerste rimpelingen gekomen. Het leek wel of hun kinderen alles konden, gemakkelijk leren, muzikaal en ook nog sportief. Haar eigen kinderen hadden niks met muziek en er waren veel gesprekjes met de juf. Voor haar zoon, omdat hij het lastig vond om met de andere kinderen om te gaan. Voor haar dochter, omdat zij vermoedelijk dyslectisch was. Teamsporten waren voor haar beide kinderen niks, maar gelukkig vond haar zoon atletiek wel leuk en hield haar dochter van zwemmen. Ze ging nu voor haar snorkeldiploma. Soms voelde ze een steek van jaloezie. Wat zou het fijn zijn als haar kinderen ook ergens echt goed in zouden zijn. En ja hoor, hun dochter had de hoofdrol in de groep acht musical. Bovendien ging ze naar het gymnasium. Deze zomer gingen ze ook nog een reis maken naar Thailand. Zelf werd ze het meest blij van kamperen, maar ergens stak het toch. Waar deden ze het toch van? Ze vond deze gevoelens vervelend. Wilde niet jaloers zijn. Haar man snapte er niks van. Hij vond hun leven prima zo en ook niks mis met de kinderen ‘ik ben zelf ook dyslectisch en ook prima terecht gekomen’ zei hij als ze er een opmerking over maakte. Waarom had hij hier geen last van en zij wel? Ze was sowieso vaak onzeker. Op haar werk niet zo. Ze wist dat ze goed was in haar grafische vormgeving, maar privé wel. Was ze wel aardig genoeg. Zouden ze haar wel mee vragen naar de film. Was haar huis leuk genoeg. Op de verjaardag van haar kinderen was ze altijd extra gespannen. Zouden er wel mensen komen en zouden ze het wel gezellig vinden? Op de dag zelf was ze dan altijd snibbiger dan ze zou willen met als gevolg dat ze nog onzekerder werd en boos op zichzelf. Die verjaardag leidde het ook tot ruzie met de vrienden die deze keer niet wilden blijven eten, omdat ze nog een verjaardag hadden.

Deze uitbarsting was voor cliënte aanleiding om zich bij ons aan te melden. Ze wilde deze jaloerse gevoelens niet meer en meer tevreden zijn met haar eigen leven. Jaloerse gevoelens hangen vaak samen met onzekerheid om afgewezen te worden en een gevoel van tekort schieten, niet goed genoeg zijn. In dit geval ook dat haar kinderen niet goed genoeg zijn. Daarnaast zijn de gevoelens van afgunst (‘waar doen ze het toch van’) ook een verwijzing naar de eigen verlangens (‘wat wil ik in mijn leven’) en zelfbeeld (‘ben ik wel goed genoeg’). Jaloezie en afgunst zijn negatieve emoties en vaak hebben we moeite met het accepteren van negatieve emoties. Toch is het goed om ze onder ogen te zien en te erkennen dat het voor jou zo voelt. Daarnaast kunnen we gaan kijken wat maakt dat ze juist in dit contact jaloezie voelt. Als je blij wordt van je eigen kampeervakanties waarom zou je dan jaloers zijn op hun reis naar Thailand. Of zou je het misschien zelf ook graag willen (verlangen) of denk je dat je het eigenlijk zou moeten doen (zelfbeeld). Door samen op onderzoek te gaan naar haar eigen waarden en verlangens en naar haar relatie met haar zelf (ik ben goed zoals ik ben) krijgt ze meer zicht op de voedingsbodem van de jaloezie. Door de gevoelens niet weg te duwen, maar juist te erkennen komt er ruimte om ze milder te laten worden. Door die ruimte kun je ook door een mildere bril naar je eigen kinderen kijken en focussen op hoe leuk ze zijn en wat er allemaal wel goed gaat. En wat het contact met de vrienden betreft? Je hoeft je dan niet meer af te vragen waar ze het van doen en gunt ze van harte hun reis naar Thailand.

(De genoemde cliënt is fictief; elke overeenkomst met bestaande personen berust op toeval)

Zorg, een gemankeerde markt

Met ingang van 1 januari 2022 vindt er een revolutionaire verandering plaats in de geestelijke  gezondheidszorg (ggz) en forensische zorg (fz). In samenspraak tussen verzekeraars en  branchevertegenwoordigers is bedacht om voortaan weer per verrichting te betalen.  Zorgverleners en zorgverzekeraars moeten meer elkaars taal gaan spreken: nu noemen zorgverleners wat ze verlenen zorg en verzekeraars noemen dat schade. In het  zorgprestatiemodel noemen we de zorg prestaties.

In de tijd dat ik begon noemden we het consulten. Mijn zoon zou zeggen potéto/potáto, ik oude wijn in nieuwe zakken. Het idee is dat er minder administratieve lasten zijn (lees: voor de verzekeraars geen verschillende bekostigingen meer zoals een behandeltraject generalistische basis ggz (GBGGZ) of diagnose behandelcombinatie (DBC). Voor de patiënt was het niet duidelijk wat er in de gedeclareerde behandelminuten daadwerkelijk zorg voor hem of haar was. Voor de zorgverlener heel vervelend dat je pas aan het eind van de behandeling betaald werd. In 2008 werd deze traject- en DBC bekostiging overigens als het ei van Columbus gezien.

Wat ik hierboven beschrijf, geldt overigens voor de ggz voor mensen die 18 jaar en ouder  zijn. De ggz voor onze kinderen en jongeren valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Dat leek een goed idee, omdat gemeentes beter zouden weten wat voor zorg kinderen en hun ouders nodig zouden hebben. Deze transitie ging in op 1 januari 2015 en daar ging een paar jaar voorbereiding aan vooraf, waarbij we als zorgverlener serieus Europees moesten aanbesteden. We moesten ons verdiepen in de wereld van Tenders* en zaten wekelijks bij verschillende gemeentes aan de koffie en met enige mazzel ook nog met een broodje erbij. Het maakt nu uit waar je met je gezin woont welke zorg je voor je kind kunt krijgen en voor ons als zorgverlener maakt het uit waar je praktijk staat en met welke gemeentes je een contract hebt hoe je inkomen er uit ziet.

De gemene deler is dat de zorg meer markt moest worden. Dat zou het einde betekenen van  de wachttijden, dat zou de kwaliteit verhogen (hoe is me een raadsel) en cliënten hebben  wat te kiezen. Ik zeg altijd dat iedereen op een slecht moment in zijn of haar leven zorg nodig  heeft en dat je er dan van op aan wil kunnen dat je kwalitatief goede zorg krijgt en dat je  hoofd er dan niet naar staat om van alles te kunnen of moeten kiezen. Zorg is geen brood  wat je bij de bakker koopt.

De marktwerking heeft alles behalve kortere wachttijden opgeleverd. Voor de volwassen ggz komt dat onder andere door de budgetplafonds die verzekeraars hanteren (ga je over dat budget heen dan dan wordt de verleende zorg niet meer vergoed). In de jeugd ggz was de transitie naar de gemeente ook ingegeven door bezuiniging. Lees: vooral de specialistische zorg moest eraan geloven. Ik herinner me nog dat ik met een wethouder om tafel zat die mijn ambulante zorg aan kinderen en jongeren vergeleek met de observatie opname van een instelling voor kinderpsychiatrie.

In de overgangsperiode (overigens een harde knip op 1-1-2008) naar de GBGGZ heb ik mijn  inkomen moeten voorfinancieren. Gelukkig zag ik dat aankomen en had ik een spaarpot aangelegd, zodat ik geen beroep hoefde te doen op de voorschotregelingen van de  verzekeraars met alle risico’s van dien. Tijdens de transitie jeugdzorg heb ik in het begin een jaar moeten wachten op de betalingen. Gelukkig had ik daarnaast ook nog volwassenen in behandeling en had ik toch wat inkomsten. Nu komt er weer een harde knip aan en de praktische uitwerking voor ons zorgverleners (‘ja heus, minder administratieve last!’) is allerminst duidelijk. Gelukkig zie ik ook nog kinderen en lopen die declaraties op dit moment in onze  regio goed.

 

Wanneer ik op een verjaardag andere ondernemers wel eens vertel over hoe onze branche georganiseerd is, zijn ze verbijsterd. We mogen ons eigen tarief niet bepalen wat in een  daadwerkelijke markt best raar is. Begrijp me goed, dat vind ik prima; ik ben niet in de zorg  gaan werken om miljonair te worden, maar ik doe wel complex werk waar een redelijk tarief  tegenover moet staan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) berekent deze tarieven, maar  om het toch op een markt te laten lijken mogen de verzekeraars bepalen dat je voor minder  dan het berekende marktconforme tarief moet werken. De marktwerking in de zorg is een  gemankeerde markt waar de verzekeraars alle troeven in handen hebben en wij  zorgverleners mogen tekenen bij het kruisje. En dan maakt het niet uit of we zorg consulten,  dbc’s of prestaties noemen.

*Een tender is een procedure waarbij door middel van inschrijving getracht wordt een bepaalde dienst of product te verkrijgen, in ons geval dat onze zorg ingekocht werd door de gemeentes waarvoor wij werkzaam zijn

Behandelplan in de psychologenpraktijk

Met de wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) kwam ook de roep om meer expliciet een behandelplan op te stellen. Toen ik startte als praktiserend psycholoog in 1994 besprak ik met cliënten hun hulpvraag en behandelmogelijkheden. Er kwam niets op papier. Inmiddels maak ik behandelplannen in overleg met de cliënt en zie het als een soort leidraad voor de behandeling en zeg ook altijd dat het niet in beton gegoten is. Gedurende de behandeling kunnen dingen gebeuren die ook aandacht vragen of iets blijkt minder een probleem dan van te voren bedacht. De vraag of een behandelplan op papier nu juist goed werkt voor de cliënt of misschien wel helemaal niet is eigenlijk nog niet goed onderzocht. Het kan soms ook wel confronterend en misschien ook wel ondermijnend als iets waar je last van hebt ineens op papier staat. Voor mij als behandelaar werkt het wel beter. Ik krijg meer helder over wat er aan de hand is en wat de doelen van een cliënt zijn en wat hij of zij nodig heeft om geholpen te worden. Van de meeste cliënten krijg ik terug dat ze het verhelderend vinden om op een A-4tje (uitgebreider maak ik ze niet) de kern terug te lezen en te weten waar ze mee bezig zijn. Het maakt het wat mij betreft makkelijker om te evalueren, namelijk dat je samen weet wat je evalueert en het helpt om overeenstemming te krijgen over het afronden van de behandeling. Neemt niet weg dat het interessant is om er een keer goed onderzoek naar te doen. Vooral om er achter te komen of het voor de cliënt ook beter werkt.

Waarom ik geen contracten meer sluit

Ik ben psycholoog geworden omdat ik mensen die worstelen met ingrijpende gebeurtenissen in hun leven wilde helpen. Heel lang lukte me dit met laagdrempelige zorg en kortdurende behandelingen. De afgelopen jaren viel het me steeds zwaarder.

Ik moest contracten sluiten met zorgverzekeraars die steeds meer gingen knellen en die ervoor zorgden dat ik meer bezig was met me te verantwoorden over de zorg dan met de zorg zelf.

Sinds 2006 kennen we de huidige wet op de zorgverzekering. Iedereen is verplicht verzekerd voor ziektekosten (verzekeringsplicht) in het basispakket. Zorgverzekeraars mogen niemand weigeren voor het basispakket. Elke verzekering moet een minimale basisdekking leveren (besluit zorgverzekering) en de geestelijke gezondheidszorg (ggz) maakt daar deel van uit. De ggz is onderverdeeld in de basis ggz (huisartsenzorg en eerstelijnspsychologische zorg) en specialistische ggz voor meer complexe problematiek.

Met de invoering van de basisverzekering werd de marktwerking in de zorg ingevoerd. Zorgaanbieders moeten met elkaar gaan concurreren. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Ze moeten voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) stelt de maximale tarieven vast. Zorgverzekeraars mogen eenzijdig de tarieven naar beneden bijstellen en voorwaarden bepalen. Zorgverzekeraars mogen grote koepels vormen om collectief zorg in te kopen.

Zorgverleners mogen geen prijsafspraken maken en kunnen kiezen of delen. Verzekeraars bepalen niet alleen de prijs, ze schrijven ook voor wat voor soort behandelingen je mag leveren. In de basisggz kennen we vier zorgproducten (kort, middel, intensief en chronisch). In een zogenaamde prestatiemix wordt voorgeschreven dat je niet alleen maar intensieve trajecten mag doen, maar dat er een goede verdeling moet zijn tussen de producten. Bent u er nog?

Om de zorgkosten in de perken te houden worden zorgkostenplafonds bepaald. Stel je krijgt van een zorgverzekeraarskoepel een jaarbudget voor 4 korte trajecten, 4 middellange trajecten en 2 intensieve trajecten en je hebt in juni al 10 cliënten gezien van die zorgkoepel, dan mag je niet meer declareren naar die verzekering. De zorg voor cliënt nummer 11 wordt dan dus niet meer vergoed. De zorgverzekeraar gaat ervan uit dat de zorgaanbieder de kosten dan voor zijn of haar rekening neemt. In de praktijk wordt deze cliënt door verwezen naar een collega die wel ruimte heeft of de cliënt komt op een wachtlijst.

Cliënt is klant bij de zorgverzekeraar en denkt goed verzekerd te zijn, maar niet heus.

Goede zorg leveren zonder contracten kan nu gelukkig ook nog. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Als een verzekerde zorg nodig heeft, dan kan deze zelf een zorgaanbieder zoeken en de gemaakte kosten declareren. Voor 100% vergoeding hebben cliënten een restitutiepolis nodig (recht op vergoeding). Daarnaast heb je naturapolissen (recht op zorg). Bij een natura polis betaalt de verzekerde iets minder premie, maar heeft ook minder keuzevrijheid. De vergoeding voor  niet gecontracteerde zorg is bij een natura polis lager. Maar er is een minimumvergoeding vastgesteld (hinderpaalcriterium), zodat er geen belemmering is voor de verzekerde om naar een niet gecontracteerde zorgverlener te gaan.

Voor zolang het duurt, want de zorgverzekeraar wil het liefst van de restitutie polis af. Dan is er helemaal geen sprake meer van een vrije markt.