Grenzen aan de veerkracht

Ik krijg veel vragen over de effecten van de Corona pandemie op ons allemaal en onze kinderen en jongeren in het bijzonder. Ik probeer hier een aantal vragen te beantwoorden.

Hebben kinderen en jongeren veel last van de effecten van de coronapandemie?

Ik zie dat jonge kinderen enorme veerkracht hebben, kinderen die net naar school gaan weten niet beter dan dat het is zoals het nu is. Bij jonge kinderen is het belangrijk hoe flexibel ouders er mee om gaan. We hebben allemaal beperkingen, maar sommige ouders gaan daar heel creatief mee om en organiseren een ‘drive in verjaardag’ bijvoorbeeld. Voor sommige jonge kinderen is het wel lastig dat ouders niet de klas in mogen, maar als je niet beter weet is het minder een probleem. Voor de oudere basisschooljeugd wordt het al lastiger. Die willen meer ondernemen en zijn zich meer bewust van de beperkingen (bijvoorbeeld dat ouders niet bij sportwedstrijden aanwezig mogen zijn). Ik hoor basisschool kinderen regelmatig zeggen dat ze corona stom vinden. Verjaardagsfeestjes moesten uitgesteld worden, thuisonderwijs, deels naar school, weer thuis onderwijs en vervolgens weer naar school. We vragen veel van de flexibiliteit van kinderen. Voor middelbare scholieren en adolescenten is naast dat je je steeds maar weer aan moet passen vooral de sociale inperking een probleem. Als tiener ben je bezig met je eigen identiteit en is de sociale groep heel belangrijk. De lockdown, thuisonderwijs en het feit dat je niet uit kunt is daar belemmerend in. Adolescenten hebben sociale honger.

De aanpassing vraagt veel van onze kinderen en vooral tieners en adolescenten missen de sociale contacten en de vrijheid om af te kunnen spreken. Binnen de praktijk zien we onder middelbare scholieren veel sociale angst. Dat varieert van niet het onderwijs durven volgen voor een camera tot het heel eng vinden om klasgenoten op school weer onder ogen te komen. Met name de eerste keren (naar de brugklas of starten met een opleiding) zijn dan lastig. De introductie van je studententijd verloopt niet zoals je gehoopt had. Starten in de brugklas is al eng, maar als iedereen dan met een mondkapje loopt is het nog lastiger om je thuis te laten voelen op je nieuwe school. Ook zien we meer stemmingsklachten bij jongeren. Minder bewegen, minder doelen en tegelijkertijd nadenken over je leven kunnen leiden tot sombere gedachten.

Tegelijkertijd zie ik ook kinderen zeer vaardig worden. Bijvoorbeeld 10-jarigen die tijdens het thuisonderwijs zelf afspraken om in een meet samen aan school te gaan werken.

Wat is de impact van de pandemie op de samenleving als geheel?

Dit kan ik maar deels overzien. Wat we zien is dat iedereen anders omgaat met de pandemie en de informatie die we via de overheid en media tot ons krijgen. Een gevolg die ik daarvan zie binnen onze praktijk is dat er spanningen tussen vrienden, binnen families en binnen gezinnen komt over hoe om te gaan met de maatregelen en adviezen en met vaccinatie. Bijvoorbeeld ouders die hun kind van 14, 15, 16 verbieden om zich te laten vaccineren of ouders die wel willen dat hun kind zich laat vaccineren, maar de beslissing bij hun kind laten en het kind niet goed kan overzien wat het nu moet kiezen. Ouders hebben het beste met hun kind voor, maar gaan soms voorbij aan wat het kind zelf zou willen. Er wordt dus ook wat gevraagd van ouders. Belangrijk is dat mensen, ook ouders en kinderen met elkaar in gesprek blijven en het respecteren van elkaar dat je het niet met elkaar eens bent. Dat is lastig, maar wanneer je overtuigd bent van je eigen gelijk laat je je niet overtuigen. Ook zie ik veel angst, angst voor besmetting, angst om een ander te besmetten. Ouders van jonge kinderen die voorzichtig willen zijn met hun 70+ ouders, terwijl diezelfde ouders het met de regels niet zo nou nemen. Dat geeft enorm veel stress. Die stress voedt vervolgens de angst weer.

Wat is in het algemeen de sociale/psychologische impact van een tijd in lockdowns leven voor kinderen/pubers.

Ik realiseer me heel goed dat wat wij in de praktijk zien niet een doorsnee van de hele populatie is. Ik denk dat ook veel mensen veerkrachtig zijn een modus vinden om met de pandemie te leren leven. Maar we zien een toename van (sociale) angstklachten bij jongeren, we zien een toename van stemmingsklachten bij zowel kinderen als volwassenen en we zien een toename van spanningsklachten binnen gezinnen en families. Mensen die zich alleen voelen staan binnen hun familie, die het niet eens is met de maatregelen. Mensen die in verwarring zijn en niet goed weten wat ze nu wel of niet moeten doen.

Kunnen we iets betekenen voor kinderen en jongvolwassenen die het zwaar hebben in deze pandemie?

We kijken natuurlijk allereerst naar wat de belangrijkste klachten zijn waarmee iemand bij ons binnenkomt. In de eerste lockdown heb ik een telefonisch spreekuur gehad. Ik merkte dat mensen bang waren, we kenden het virus nog niet goed. Het nieuws ging 24/7 over Corona. Ik raadde mensen dan ook wel aan om het nieuws te doseren en juist ook andere dingen te bekijken. Inmiddels is dat minder, er treedt toch een soort gewenning op. Het is belangrijk om een beetje lucht te brengen, kijken naar wat er wél kan. Ik werk veel met ACT (acceptance en commitment therapy, een vorm van gedragstherapie). Deze therapie is gebaseerd op het feit dat wij mensen taal tot onze beschikking hebben en ook razendsnel daarmee relaties kunnen leren. Taal helpt ons leuke dingen te herinneren, maar kan ook ons lijden verhogen (Corona is stom, ik kan niet doen wat ik wil, ik ben beperkt in mijn vrijheid). Elke keer dat je het woord Corona hoort doet dat wat met je gemoed. Wanneer je dan een gek liedje met het woord corona maakt krijg je een andere relatie met dat woord. ACT gaat ook over leven naar je waarden, naar wat echt belangrijk voor je is. Wat me opvalt is dat ik ook zie dat mensen hier juist nu meer zicht op krijgen. In de lockdown, beide ouders thuis aan het werk, de kinderen thuis van school ontstond ook de kans om met elkaar als gezin te lunchen of samen spelletjes te doen. Ik heb bij sommige kinderen gemerkt dat ze het heel fijn vonden dat ze meer tijd samen door brachten. Maar als je klein woont, vader zit te werken onder de hoogslaper van zijn dochter, moeder zit op de slaapkamer in een teamsvergadering en de kinderen zitten aan de keukentafel dan is het zwaar. We kennen ook de verhalen dat het in sommige gezinnen juist niet goed ging. Dat ouders elkaar te veel op de lip zaten wat soms leidt tot huiselijk geweld. Of gezinnen waar één computer in huis is. Ik heb mee gemaakt dat kinderen via school een laptop in bruikleen konden krijgen, maar dat ouders dat uit schaamte niet wilden. Wat anders achter de voordeur blijft werd nu meer zichtbaar.

Er is veel financiële steun uit de grond gestampt om ondernemers te ondersteunen, maar ik heb zowel in het begin als ook nu nog veel zorg gezien bij ouders met eigen bedrijven. Die spanning voelen kinderen ook. Of wanneer ouders hun (tijdelijke) baan kwijt raakten. Dat doet sowieso wat binnen een gezin, maar in een onzekere tijd als deze nog meer.

Is de schade die deze groep oploopt door de pandemie ernstig te noemen? Hoe gaan deze leeftijdsgroepen over het algemeen om met tegenslagen?

Zoals ik al eerder zei denk ik dat we ook veel weerbaarheid zien, we zijn vaak veerkrachtiger dan we denken te zijn. Ik heb heel veerkrachtige kinderen gezien. Maar het kan ook to much zijn, baan kwijt, ruzie binnen de familie, gescheiden ouders die niet op één lijn zitten als het gaat om de corona regels dan krijg je veel voor de kiezen. Ik maak me zelf vooral zorgen om de jongeren die hun identiteit aan het ontwikkelen zijn en hun leven naar volwassenheid aan het opbouwen zijn. Er werd vaak naar ze gewezen, maar ik zie juist dat deze jongeren vaak de maatregelen heel serieus nemen. Als studenten een huisfeestje hebben doen ze een zelftest van te voren. Het gros stond ook vooraan om zich te laten vaccineren. De tijd in je leven dat je met leeftijdgenoten wil zijn, zonder je ouders het leven ontdekken wordt nu enorm belemmerd. Er zijn grenzen aan de veerkracht.

Wat merken wij in de praktijk?

We zien meer jongeren met angst en somberheidsklachten, maar ook identiteitsproblemen. Ze hebben een onzeker toekomstperspectief. De coronapandemie is nog steeds onder ons en dan zijn er ook zorgen om het klimaat. Hun opleiding doen ze onder lastige omstandigheden, stages kunnen vaak niet doorgaan of moeten online. Op een middelbare school is het lastig vrienden maken wanneer je er aan begint in een lockdown.

Door corona is er een andere houding ontstaat t.a.v. sociale omgangsvormen en aanraken, zoenen etcetera. Wat betekent het dat er meer afstand gehouden wordt (bijvoorbeeld van opa’s en oma’s)? Wat doet dit met een kind en jongeren?

Het grappige is dat sommige jongeren het ook fijn vinden dat ze niet meer iedereen standaard hoeven te zoenen. Ik ben ook benieuwd of de drie zoenen terug komen of dat we elkaar meer gewoon een knuffel gaan geven. Ik weet niet of er zoveel afstand gehouden werd van opa’s en oma’s. Bij ons worden veel kinderen voor sessies gebracht door hun opa of oma, zij passen nog veel op. Van jonge kinderen kun je dat ook niet vragen. Voor een deel zullen sommige omgangsvormen terugkomen en voor een deel komen er andere voor in de plaats, de boks bijvoorbeeld en de eerder genoemde knuffel. Wat ingewikkelder is dat kerst opnieuw niet samen gevierd kan worden, dat verjaardagen er anders uit zien en misschien nog wel erger dat begrafenissen heel anders beleefd kunnen worden. Ik heb de afgelopen anderhalf jaar zelf drie online begrafenissen bij gewoond. Aan de ene kant is het fijn dat het kan, maar aan de andere kant ook heel verdrietig wanneer je de nabestaanden tot steun wil zijn. Van verpleegkundigen weet ik dat begrafenissen ook veel besmettingsrisico gaven, vooral voor ouderen. Afscheid nemen van een overleden dierbare is niet iets wat je over kunt doen, dan is het heel verdrietig dat je je aan allerlei beperkingen moet houden.

Ontstaan er nieuwe omgangsvormen voor kinderen onderling ontstaan door de pandemie?

Die indruk heb ik niet, zodra de maatregelen wat versoepelden zag ik jongeren weer meer met elkaar afspreken en ook kinderfeestjes werden gevierd. Misschien zelfs wel uitgebreider, omdat het bij de vorige verjaardag niet kon. Ik zie dat kinderen creatief zijn in hoe ze met elkaar om gaan. Dat zagen wij ook op het moment dat wij beeldbelsessies moesten hebben met kinderen. Ik ben elke keer weer onder de indruk van de veerkracht en creativiteit van kinderen. Hoe wij als volwassenen er mee omgaan doet er voor kinderen toe. Coping, hoe je met situaties omgaat leer je primair van je ouders.

Begrijpen (jonge) kinderen in wat voor een tijd we zitten?

Ik noemde eerder al de media en de impact daarvan op volwassenen. Voor kinderen geldt dat ook. Het jeugdjournaal dat over de persconferenties verslag doet, klokhuis die uitlegt wat een virus nou eigenlijk is en hoe een vaccin werkt. Kinderen krijgen dat mee. Je moet bij kinderen aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau. Vertrouwen laten zien als ouders is ook belangrijk. We weten dat angst bij kinderen gevoed kan worden door de angst die ouders laten zien. Lukt het je als ouder om te kijken naar wat wél kan, naar wat er nog wél is of laat je als ouder vooral je eigen onvrede zien. Dat zien kinderen en dat voelen ze. Maak je van het handen wassen meer een tussen neus en lippen door activiteit of ben je panisch als er een keer niet meteen handen gewassen kunnen worden of moeten je kinderen steeds handgel gebruiken. Wij hebben op de praktijk ook handgel staan. Het viel me op dat kinderen al heel snel automatisch dat gebruikten als ze bij me binnen kwamen (ouders, of opa en oma doen daar soms moeilijker over). Kinderen wennen snel aan een nieuwe situatie. Het is wel goed om serieus te reageren op de vragen die ze hebben.

Wat is de impact van de beperkingen op sportactiviteiten op kinderen en jongeren?

Net als school zijn de sportverenigingen plekken waar kinderen elkaar kunnen ontmoeten, waar ze sociale vaardigheden leren, afspreken om samen te fietsen, conflicten leren oplossen. Wanneer ze daar niet naar toe kunnen ontnemen we ze een deel van hun ontwikkeling. Gelukkig kan er wel gesport worden nu, maar zijn de tijden weer aangepast. Voor sommige kinderen is het heel naar dat ouders niet mee mogen. Jonge kinderen die voor het eerst op zwemles gaan en in hun eentje daar naar toe moeten is natuurlijk niet fijn, voor zowel de kinderen als de ouders. Tegelijkertijd weten die jonge kinderen niet beter. Voor oudere kinderen is vooral de sociale beperking rot.

Wat betekent de pandemie voor de toekomst van de huidige jongere generatie (na corona)?

Ik maak me vooral zorgen om het onzekere toekomstperspectief. De onzekerheid van hoe Corona zal verlopen met de verschillende varianten en het klimaat, maar ook waar ze kunnen wonen is een belangrijk issue. De zorg om de toekomst is dus breder dan Corona. Wat betreft de middelbare scholieren van nu zie ik belemmeringen in hun sociale ontwikkeling en hun identiteitsontwikkeling. Ik zie ook veel druk vanuit het onderwijs. Enerzijds moeten kinderen presteren en willen de scholen goede examenresultaten halen, maar aan de andere kant hebben veel ze onderwijstijd gemist. Dat geeft veel stress bij jongeren. Maar ik zie ook dat hun flexibiliteit en weerbaarheid versterkt worden. Onderzoek en de toekomst zullen uitwijzen wat het voor deze generatie betekend heeft.

Creatief beroep met verantwoordelijkheid

Aan het eind van de middelbare school wilde ik graag een creatief beroep doen. Het werd Pedagogische Academie (nu PABO) en aansluitend psychologie aan de RUG. Ik studeerde af als ontwikkelingspsycholoog. Inmiddels ben ik GZ-psycholoog in de GBGGZ (voorheen eerstelijn) en kinder- en jeugdpsycholoog. Je zou het op het eerste gezicht misschien niet zeggen, maar het is een creatief beroep.

Bij elk kind dat onze praktijk binnenloopt vind ik het bijzonder dat ik het vertrouwen krijg om mee te mogen kijken met de ontwikkeling die ergens spaak loopt of ouders die onzeker zijn over hun aanpak. Opgeleid met het contractmodel van oud docente Janneke Bennema – Sybrandy* weet ik dat ouders je co-therapeut zijn. Ouders melden hun kind aan op advies van de huisarts, van school of de gemeente of op eigen initiatief. Vaak hebben ze geen idee wat de achtergrond is of het opleidingsniveau van de behandelaar. Soms weten ouders ook niet het verschil tussen een psycholoog en een psychiater of orthopedagoog. Is ook heel lastig. Ze moeten er dus maar op vertrouwen dat ze een goede zorgverlener te pakken hebben die kennis van zaken heeft en die als de kennis en vaardigheden niet in huis zijn zich daar bewust van is en door verwijst.

Sinds de transitie jeugdzorg valt ook de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd (jeugd GGZ) onder verantwoordelijkheid van de gemeente en is het woud alleen nog maar meer ondoorgrondelijk geworden. We kunnen het alleen maar helder maken voor ouders als we als zorgverleners de verantwoordelijkheid oppakken om heel helder uit te leggen aan ouders wat we doen en wat de grenzen van ons kunnen zijn. Dus ook als vaktherapeut, als basis orthopedagoog, als kindercoach. Onlangs hoorde ik de uitspraak van een orthopedagoog die zei als ouders geen label willen kan ik prima een kind met autisme zien. Ze ging hiermee voorbij aan het feit dat het niet om het label gaat maar om de specifieke kenmerken van autisme bij dit kind en de belemmeringen die ouders en kind hierbij ervaren. Het gaat niet om het label, maar om de beschrijvende diagnose van dit kind. En als je onvoldoende kennis van autisme hebt betekent dat dus óf bijscholen óf niet doen!

Ik ben zelf opgeleid in de eerstelijn en vond het erg prettig om daar (onder supervisie) mijn loopbaan te starten. Later heb ik ook in de specialistische zorg gewerkt, maar toen had ik al de nodige ervaring. Nu zien we vooral basispsychologen en -orthopedagogen in de specialistische setting die daar al dan niet in opleiding (met werkbegeleiding) werken. Er wordt dan vooral protocolair gewerkt. Als supervisor probeer ik ze het vertrouwen te geven om hun eigen draai aan de protocollen te leren geven.

Ik denk wel eens aan de somatische zorg en hoe opleidingen daar geregeld zijn. Daar is het niet mogelijk dat je als arts aan het werk gaat zonder je co-schappen gelopen te hebben. In de geestelijke gezondheidszorg maken we daar geen enkel probleem van. Zo kan het dus dat een kind met autisme niet altijd kan rekenen op de meest adequate zorg (wie verwijst, hoe kritisch kijken de ouders). Stel je dit eens voor met een kind met leukemie? Ondenkbaar toch?

Ik werk nog steeds in de eerstelijn voor alle leeftijden. Voor de jeugd bieden we ook meer specialistische zorg, indien nodig in samenwerking met een kinder- en jeugdpsychiater. Natuurlijk volgen we de richtlijnen op de voet en beschikken we over behandelprotocollen. Maar elk kind dat binnen komt bekijken we als N=1 en behandelen we op maat. Daar komt de creativiteit ook om de hoek kijken, de mogelijkheid tot improviseren tijdens een sessie wanneer deze anders verloopt dan gepland. Af te stemmen op ouders die misschien heel anders in het leven staan dan jijzelf. Met humor en creativiteit kom je een heel eind.

*Bennema-Sybrandy, J. A. (1996). Het contractmodel in de hulpverlening aan ouders en kinderen. In A. E. Jackson, & P. L. C. van Geert (Eds.), Afspreken in de hulpverlening (pp. 9 – 52). Houten-Diegem: Bohn, Stafleu, Van Loghum.

Wat als mijn kind een ‘label’ krijgt?

Vaak krijg ik de vraag waarom we eerst goed willen kijken wat er aan de hand is voordat we met behandeling starten. Vooral ouders die hun kind bij ons aanmelden zijn daar onzeker over. Ze zijn bang dat hun kind een label krijgt en kunnen daar niet goed de gevolgen van overzien. Als voorbeeld gebruik ik hier de diagnose autisme of liever gezegd een autisme spectrum stoornis.

Kas* wordt bij ons aangemeld als hij bijna 10 jaar is. Kas is altijd een bijzonder kind geweest. Hij is bang voor vuurwerk en wil niet naar kinderfeestjes, omdat ze daar misschien ballonnen laten knappen. Als baby schrikt hij van harde geluiden en als dreumes is hij snel van slag, maar is hij  ook erg lief en kan heel zoet zichzelf vermaken. Kas is enig kind, dus kunnen zijn ouders hem niet vergelijken met andere kinderen. Ze spreken er over met de consultatiebureau arts, de peuterspeelzaal juf en de leerkrachten op school. ‘Hij is vast hoogsensititief’ en ‘hij heeft behoefte aan structuur’ krijgen ze te horen wanneer ze ongerust zijn over zijn gedrag en ontwikkeling. Opmerkingen die sussen, maar Kas niet helpen. In groep vier gaat hij naar een kindercoach, omdat hij vaak conflicten op het plein heeft. De conflicten zijn nu minder, maar hij staat vaak alleen in de pauze. Nu hij naar groep 7 gaat heeft de intern begeleider op school geadviseerd om hem te laten onderzoeken, omdat de middelbare school in zicht komt. Wanneer ik ze spreek zijn ze onzeker over de aanmelding. Voor hen is hij goed zoals hij is. Wanneer ik Kas met zijn ouders uit de wachtkamer haal zie ik een verlegen jongen met zijn capuchon ver over zijn hoofd getrokken. Hij wil hier liever niet zijn. Na een tijdje krijg ik wat meer contact, maar zie ik ook dat hij snel weg kijkt. Ik vraag of hij het vervelend vindt om mij aan te kijken. Hij vertelt dat hij altijd te horen krijgt dat hij iemand moet aankijken, van de juf, zijn ouders, opa en oma en dat hij dat maar stom vindt.

Na intake, een uitgebreide ontwikkelingsanamnese** met ouders en gedragsobservatie vragenlijsten voor ouders en leerkracht bespreek ik met zijn ouders dat ik vermoed dat er sprake is van autisme. Ze vertellen me dat ze daar zelf ook al eens aan gedacht hebben. Een broer van vader is altijd een buitenbeentje geweest en de hele familie vermoedt dat hij autisme heeft. Kas zelf reageert verrassend goed. Hij is (tot verbazing van ouders) al vaker uitgescholden voor autist, dus nu wil hij ook wel weten of hij het heeft.

Ouders vragen me wat het toevoegt om de diagnose te weten. Ik geef aan dat het niet om het label gaat, maar om het gedrag te leren begrijpen en dat het dan ook fijn is dat je het gedrag kunt vatten in een naam. Als je het gedrag beter leert begrijpen kan Kas ook leren zichzelf beter te begrijpen. Ouders kunnen handvatten krijgen hoe ze met hem om kunnen gaan en het zelfde geldt voor school. Ik zeg altijd dat er zoveel vormen van autisme zijn als er mensen met autisme zijn en dat het daarom ook goed is om verder onderzoek*** te doen.

Tot dusver zijn er al allerlei uitspraken over Kas gedaan en heeft hij zelf al veel commentaar gekregen. Dat doet ook wat met zijn zelfbeeld. Kas blijkt erg onzeker te zijn en geen positief zelfbeeld te hebben. Ook schat hij zijn schoolse vaardigheden laag in, terwijl hij het goed doet op school.

De ouders gaan akkoord met onderzoek, omdat Kas zelf dit ook graag wil. Na uitgebreid onderzoek wordt duidelijk dat er inderdaad sprake is van een autisme spectrum stoornis bij een hoge intelligentie. Kas is verbaasd over zijn hoge intelligentie, want hij dacht eigenlijk dat hij dom was. Dat hij autisme heeft maakt hem blij en verdrietig tegelijk. Ook voor ouders vallen er puzzelstukjes op hun plaats, maar is er ook zorg om de toekomst. Zowel ouders als Kas krijgen uitleg over de stoornis en op school bespreken we wat nodig is om Kas meer te kunnen laten profiteren van het onderwijs. Er zullen best wat hobbels op zijn pad komen, maar weten wat er aan de hand is helpt om de hobbels te kunnen nemen.

*De naam Kas is gefingeerd.

** Vragen over zwangerschap, bevalling, vroege ontwikkeling en verloop van de ontwikkeling

***https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Richtlijnen/Zoek-een-richtlijn (richtlijn diagnostiek autisme bij jeugdigen)

De zorg voor onze kinderen

Drie jaar geleden schreef ik een blog naar aanleiding van de documentaire ‘Ik ben geen probleemkind, ik ben een uitdaging’ een blog over mijn zorgen om de jeugdzorg. Na recente incidenten in Castricum met kinderen uit de gesloten jeugdzorg die in het voormalige Antonius wonen deel ik het nogmaals.

Onlangs was een prachtige documentaire te zien op NPO (https://www.npo.nl/2doc/15-05-2017/KN_1690883) over het Transferium in Heerhugowaard ‘Ik ben geen probleemkind, ik ben een uitdaging’.  Het was confronterend te zien dat sommige kinderen al zoveel op hun bordje hebben in hun jonge leven, terwijl anderen in een stabiele beschermde omgeving opgroeien. Ik kon het bijna niet verdragen dat deze kinderen achter gesloten deuren moesten zitten. Tegelijkertijd wist ik dat het in het belang van deze kinderen is en dat een team van deskundigen samen met de rechter keer op keer beoordeelt of de jongeren terug naar de samenleving kunnen. 

De rechter plaatst kinderen in het Transferium om te voorkomen dat ze (verder) in de problemen komen (www.transferiumjeugdzorg.nl). Sommige kinderen hebben een temperament  waarbij ze meer vatbaar zijn om te ontsporen, anderen groeien op in een omgeving die hun ontwikkeling ernstig bedreigt. Vechtscheidingen, alcohol- en drugsgebruik van ouders, verwaarlozing, mishandeling en misbruik zijn enorm beschadigend.

Zelf werk ik met kinderen die om diverse redenen aangemeld worden voor de jeugd-ggz. Kinderen die zo angstig zijn dat ze niet meer naar school durven, kinderen die suïcidale gedachten hebben, maar ook kinderen die onvoldoende profiteren van het onderwijs. Soms krijgen ze diagnoses als ADHD of autisme. Altijd staat de samenwerking met ouders voorop en betrekken we de school bij onderzoek en behandeling. Gezamenlijk proberen we de stagnatie in de ontwikkeling weer op gang te helpen. Daarnaast proberen we de ouder-kind interactie zo stabiel mogelijk te houden of als dat nog niet zo is te krijgen.

Sinds 2015 valt deze zorg onder de verantwoordelijkheid van de gemeentes. Het idee was dat gemeentes de zorg beter kunnen monitoren en meer passend kunnen bieden. Opvoedondersteuning waar mogelijk en psychiatrische behandeling zo nodig. De afgelopen paar jaar hebben we gemerkt dat het zo eenvoudig niet ligt. Aan de passende zorg gaat steeds vaker een zoektocht naar de juiste zorgverleners vooraf. Doordat de transitie ook een bezuinigingsmaatregel is, wordt zorg zuinig ingekocht met als gevolg enorme wachtlijsten in de zorg.

Ondertussen groeit mijn ongerustheid over hoe de jeugd-ggz nu georganiseerd is. Afgelopen week wilde ik een kind verwijzen naar een kinderpsychiatrische instelling voor meer specialistische zorg. In het overleg met desbetreffende gemeente hierover merkte ik dat de kosten leidend waren in plaats van het belang van het kind. Het is ondenkbaar dat we een kind bij wie een kinderarts in een regionaal ziekenhuis acute leukemie heeft geconstateerd, niet doorsturen naar een gespecialiseerd kinder-oncologisch centrum. In de jeugd-ggz gebeurt dit dagelijks en krijgen kinderen niet de zorg die ze nodig hebben.

De documentaire van Rolf Orthel heeft voor mijzelf nog meer duidelijk gemaakt dat we meer moeten  investeren in de jeugd-ggz. Het gaat om te voorkómen dat gedwongen opnames uiteindelijk het laatste redmiddel zijn. Hoe goed de zorg ook is bij Transferium Heerhugowaard, geen kind zou gesloten moeten hoeven zitten.