Waar doen ze het toch van

Ze trokken al jaren samen op. Woonden in het zelfde buurtje in een vergelijkbaar huis. Erg gezellig om dicht bij elkaar te wonen en zo nodig op elkaars kinderen te kunnen passen. Met de kinderen waren ook de eerste rimpelingen gekomen. Het leek wel of hun kinderen alles konden, gemakkelijk leren, muzikaal en ook nog sportief. Haar eigen kinderen hadden niks met muziek en er waren veel gesprekjes met de juf. Voor haar zoon, omdat hij het lastig vond om met de andere kinderen om te gaan. Voor haar dochter, omdat zij vermoedelijk dyslectisch was. Teamsporten waren voor haar beide kinderen niks, maar gelukkig vond haar zoon atletiek wel leuk en hield haar dochter van zwemmen. Ze ging nu voor haar snorkeldiploma. Soms voelde ze een steek van jaloezie. Wat zou het fijn zijn als haar kinderen ook ergens echt goed in zouden zijn. En ja hoor, hun dochter had de hoofdrol in de groep acht musical. Bovendien ging ze naar het gymnasium. Deze zomer gingen ze ook nog een reis maken naar Thailand. Zelf werd ze het meest blij van kamperen, maar ergens stak het toch. Waar deden ze het toch van? Ze vond deze gevoelens vervelend. Wilde niet jaloers zijn. Haar man snapte er niks van. Hij vond hun leven prima zo en ook niks mis met de kinderen ‘ik ben zelf ook dyslectisch en ook prima terecht gekomen’ zei hij als ze er een opmerking over maakte. Waarom had hij hier geen last van en zij wel? Ze was sowieso vaak onzeker. Op haar werk niet zo. Ze wist dat ze goed was in haar grafische vormgeving, maar privé wel. Was ze wel aardig genoeg. Zouden ze haar wel mee vragen naar de film. Was haar huis leuk genoeg. Op de verjaardag van haar kinderen was ze altijd extra gespannen. Zouden er wel mensen komen en zouden ze het wel gezellig vinden? Op de dag zelf was ze dan altijd snibbiger dan ze zou willen met als gevolg dat ze nog onzekerder werd en boos op zichzelf. Die verjaardag leidde het ook tot ruzie met de vrienden die deze keer niet wilden blijven eten, omdat ze nog een verjaardag hadden.

Deze uitbarsting was voor cliënte aanleiding om zich bij ons aan te melden. Ze wilde deze jaloerse gevoelens niet meer en meer tevreden zijn met haar eigen leven. Jaloerse gevoelens hangen vaak samen met onzekerheid om afgewezen te worden en een gevoel van tekort schieten, niet goed genoeg zijn. In dit geval ook dat haar kinderen niet goed genoeg zijn. Daarnaast zijn de gevoelens van afgunst (‘waar doen ze het toch van’) ook een verwijzing naar de eigen verlangens (‘wat wil ik in mijn leven’) en zelfbeeld (‘ben ik wel goed genoeg’). Jaloezie en afgunst zijn negatieve emoties en vaak hebben we moeite met het accepteren van negatieve emoties. Toch is het goed om ze onder ogen te zien en te erkennen dat het voor jou zo voelt. Daarnaast kunnen we gaan kijken wat maakt dat ze juist in dit contact jaloezie voelt. Als je blij wordt van je eigen kampeervakanties waarom zou je dan jaloers zijn op hun reis naar Thailand. Of zou je het misschien zelf ook graag willen (verlangen) of denk je dat je het eigenlijk zou moeten doen (zelfbeeld). Door samen op onderzoek te gaan naar haar eigen waarden en verlangens en naar haar relatie met haar zelf (ik ben goed zoals ik ben) krijgt ze meer zicht op de voedingsbodem van de jaloezie. Door de gevoelens niet weg te duwen, maar juist te erkennen komt er ruimte om ze milder te laten worden. Door die ruimte kun je ook door een mildere bril naar je eigen kinderen kijken en focussen op hoe leuk ze zijn en wat er allemaal wel goed gaat. En wat het contact met de vrienden betreft? Je hoeft je dan niet meer af te vragen waar ze het van doen en gunt ze van harte hun reis naar Thailand.

(De genoemde cliënt is fictief; elke overeenkomst met bestaande personen berust op toeval)

Grenzen aan de veerkracht

Ik krijg veel vragen over de effecten van de Corona pandemie op ons allemaal en onze kinderen en jongeren in het bijzonder. Ik probeer hier een aantal vragen te beantwoorden.

Hebben kinderen en jongeren veel last van de effecten van de coronapandemie?

Ik zie dat jonge kinderen enorme veerkracht hebben, kinderen die net naar school gaan weten niet beter dan dat het is zoals het nu is. Bij jonge kinderen is het belangrijk hoe flexibel ouders er mee om gaan. We hebben allemaal beperkingen, maar sommige ouders gaan daar heel creatief mee om en organiseren een ‘drive in verjaardag’ bijvoorbeeld. Voor sommige jonge kinderen is het wel lastig dat ouders niet de klas in mogen, maar als je niet beter weet is het minder een probleem. Voor de oudere basisschooljeugd wordt het al lastiger. Die willen meer ondernemen en zijn zich meer bewust van de beperkingen (bijvoorbeeld dat ouders niet bij sportwedstrijden aanwezig mogen zijn). Ik hoor basisschool kinderen regelmatig zeggen dat ze corona stom vinden. Verjaardagsfeestjes moesten uitgesteld worden, thuisonderwijs, deels naar school, weer thuis onderwijs en vervolgens weer naar school. We vragen veel van de flexibiliteit van kinderen. Voor middelbare scholieren en adolescenten is naast dat je je steeds maar weer aan moet passen vooral de sociale inperking een probleem. Als tiener ben je bezig met je eigen identiteit en is de sociale groep heel belangrijk. De lockdown, thuisonderwijs en het feit dat je niet uit kunt is daar belemmerend in. Adolescenten hebben sociale honger.

De aanpassing vraagt veel van onze kinderen en vooral tieners en adolescenten missen de sociale contacten en de vrijheid om af te kunnen spreken. Binnen de praktijk zien we onder middelbare scholieren veel sociale angst. Dat varieert van niet het onderwijs durven volgen voor een camera tot het heel eng vinden om klasgenoten op school weer onder ogen te komen. Met name de eerste keren (naar de brugklas of starten met een opleiding) zijn dan lastig. De introductie van je studententijd verloopt niet zoals je gehoopt had. Starten in de brugklas is al eng, maar als iedereen dan met een mondkapje loopt is het nog lastiger om je thuis te laten voelen op je nieuwe school. Ook zien we meer stemmingsklachten bij jongeren. Minder bewegen, minder doelen en tegelijkertijd nadenken over je leven kunnen leiden tot sombere gedachten.

Tegelijkertijd zie ik ook kinderen zeer vaardig worden. Bijvoorbeeld 10-jarigen die tijdens het thuisonderwijs zelf afspraken om in een meet samen aan school te gaan werken.

Wat is de impact van de pandemie op de samenleving als geheel?

Dit kan ik maar deels overzien. Wat we zien is dat iedereen anders omgaat met de pandemie en de informatie die we via de overheid en media tot ons krijgen. Een gevolg die ik daarvan zie binnen onze praktijk is dat er spanningen tussen vrienden, binnen families en binnen gezinnen komt over hoe om te gaan met de maatregelen en adviezen en met vaccinatie. Bijvoorbeeld ouders die hun kind van 14, 15, 16 verbieden om zich te laten vaccineren of ouders die wel willen dat hun kind zich laat vaccineren, maar de beslissing bij hun kind laten en het kind niet goed kan overzien wat het nu moet kiezen. Ouders hebben het beste met hun kind voor, maar gaan soms voorbij aan wat het kind zelf zou willen. Er wordt dus ook wat gevraagd van ouders. Belangrijk is dat mensen, ook ouders en kinderen met elkaar in gesprek blijven en het respecteren van elkaar dat je het niet met elkaar eens bent. Dat is lastig, maar wanneer je overtuigd bent van je eigen gelijk laat je je niet overtuigen. Ook zie ik veel angst, angst voor besmetting, angst om een ander te besmetten. Ouders van jonge kinderen die voorzichtig willen zijn met hun 70+ ouders, terwijl diezelfde ouders het met de regels niet zo nou nemen. Dat geeft enorm veel stress. Die stress voedt vervolgens de angst weer.

Wat is in het algemeen de sociale/psychologische impact van een tijd in lockdowns leven voor kinderen/pubers.

Ik realiseer me heel goed dat wat wij in de praktijk zien niet een doorsnee van de hele populatie is. Ik denk dat ook veel mensen veerkrachtig zijn een modus vinden om met de pandemie te leren leven. Maar we zien een toename van (sociale) angstklachten bij jongeren, we zien een toename van stemmingsklachten bij zowel kinderen als volwassenen en we zien een toename van spanningsklachten binnen gezinnen en families. Mensen die zich alleen voelen staan binnen hun familie, die het niet eens is met de maatregelen. Mensen die in verwarring zijn en niet goed weten wat ze nu wel of niet moeten doen.

Kunnen we iets betekenen voor kinderen en jongvolwassenen die het zwaar hebben in deze pandemie?

We kijken natuurlijk allereerst naar wat de belangrijkste klachten zijn waarmee iemand bij ons binnenkomt. In de eerste lockdown heb ik een telefonisch spreekuur gehad. Ik merkte dat mensen bang waren, we kenden het virus nog niet goed. Het nieuws ging 24/7 over Corona. Ik raadde mensen dan ook wel aan om het nieuws te doseren en juist ook andere dingen te bekijken. Inmiddels is dat minder, er treedt toch een soort gewenning op. Het is belangrijk om een beetje lucht te brengen, kijken naar wat er wél kan. Ik werk veel met ACT (acceptance en commitment therapy, een vorm van gedragstherapie). Deze therapie is gebaseerd op het feit dat wij mensen taal tot onze beschikking hebben en ook razendsnel daarmee relaties kunnen leren. Taal helpt ons leuke dingen te herinneren, maar kan ook ons lijden verhogen (Corona is stom, ik kan niet doen wat ik wil, ik ben beperkt in mijn vrijheid). Elke keer dat je het woord Corona hoort doet dat wat met je gemoed. Wanneer je dan een gek liedje met het woord corona maakt krijg je een andere relatie met dat woord. ACT gaat ook over leven naar je waarden, naar wat echt belangrijk voor je is. Wat me opvalt is dat ik ook zie dat mensen hier juist nu meer zicht op krijgen. In de lockdown, beide ouders thuis aan het werk, de kinderen thuis van school ontstond ook de kans om met elkaar als gezin te lunchen of samen spelletjes te doen. Ik heb bij sommige kinderen gemerkt dat ze het heel fijn vonden dat ze meer tijd samen door brachten. Maar als je klein woont, vader zit te werken onder de hoogslaper van zijn dochter, moeder zit op de slaapkamer in een teamsvergadering en de kinderen zitten aan de keukentafel dan is het zwaar. We kennen ook de verhalen dat het in sommige gezinnen juist niet goed ging. Dat ouders elkaar te veel op de lip zaten wat soms leidt tot huiselijk geweld. Of gezinnen waar één computer in huis is. Ik heb mee gemaakt dat kinderen via school een laptop in bruikleen konden krijgen, maar dat ouders dat uit schaamte niet wilden. Wat anders achter de voordeur blijft werd nu meer zichtbaar.

Er is veel financiële steun uit de grond gestampt om ondernemers te ondersteunen, maar ik heb zowel in het begin als ook nu nog veel zorg gezien bij ouders met eigen bedrijven. Die spanning voelen kinderen ook. Of wanneer ouders hun (tijdelijke) baan kwijt raakten. Dat doet sowieso wat binnen een gezin, maar in een onzekere tijd als deze nog meer.

Is de schade die deze groep oploopt door de pandemie ernstig te noemen? Hoe gaan deze leeftijdsgroepen over het algemeen om met tegenslagen?

Zoals ik al eerder zei denk ik dat we ook veel weerbaarheid zien, we zijn vaak veerkrachtiger dan we denken te zijn. Ik heb heel veerkrachtige kinderen gezien. Maar het kan ook to much zijn, baan kwijt, ruzie binnen de familie, gescheiden ouders die niet op één lijn zitten als het gaat om de corona regels dan krijg je veel voor de kiezen. Ik maak me zelf vooral zorgen om de jongeren die hun identiteit aan het ontwikkelen zijn en hun leven naar volwassenheid aan het opbouwen zijn. Er werd vaak naar ze gewezen, maar ik zie juist dat deze jongeren vaak de maatregelen heel serieus nemen. Als studenten een huisfeestje hebben doen ze een zelftest van te voren. Het gros stond ook vooraan om zich te laten vaccineren. De tijd in je leven dat je met leeftijdgenoten wil zijn, zonder je ouders het leven ontdekken wordt nu enorm belemmerd. Er zijn grenzen aan de veerkracht.

Wat merken wij in de praktijk?

We zien meer jongeren met angst en somberheidsklachten, maar ook identiteitsproblemen. Ze hebben een onzeker toekomstperspectief. De coronapandemie is nog steeds onder ons en dan zijn er ook zorgen om het klimaat. Hun opleiding doen ze onder lastige omstandigheden, stages kunnen vaak niet doorgaan of moeten online. Op een middelbare school is het lastig vrienden maken wanneer je er aan begint in een lockdown.

Door corona is er een andere houding ontstaat t.a.v. sociale omgangsvormen en aanraken, zoenen etcetera. Wat betekent het dat er meer afstand gehouden wordt (bijvoorbeeld van opa’s en oma’s)? Wat doet dit met een kind en jongeren?

Het grappige is dat sommige jongeren het ook fijn vinden dat ze niet meer iedereen standaard hoeven te zoenen. Ik ben ook benieuwd of de drie zoenen terug komen of dat we elkaar meer gewoon een knuffel gaan geven. Ik weet niet of er zoveel afstand gehouden werd van opa’s en oma’s. Bij ons worden veel kinderen voor sessies gebracht door hun opa of oma, zij passen nog veel op. Van jonge kinderen kun je dat ook niet vragen. Voor een deel zullen sommige omgangsvormen terugkomen en voor een deel komen er andere voor in de plaats, de boks bijvoorbeeld en de eerder genoemde knuffel. Wat ingewikkelder is dat kerst opnieuw niet samen gevierd kan worden, dat verjaardagen er anders uit zien en misschien nog wel erger dat begrafenissen heel anders beleefd kunnen worden. Ik heb de afgelopen anderhalf jaar zelf drie online begrafenissen bij gewoond. Aan de ene kant is het fijn dat het kan, maar aan de andere kant ook heel verdrietig wanneer je de nabestaanden tot steun wil zijn. Van verpleegkundigen weet ik dat begrafenissen ook veel besmettingsrisico gaven, vooral voor ouderen. Afscheid nemen van een overleden dierbare is niet iets wat je over kunt doen, dan is het heel verdrietig dat je je aan allerlei beperkingen moet houden.

Ontstaan er nieuwe omgangsvormen voor kinderen onderling ontstaan door de pandemie?

Die indruk heb ik niet, zodra de maatregelen wat versoepelden zag ik jongeren weer meer met elkaar afspreken en ook kinderfeestjes werden gevierd. Misschien zelfs wel uitgebreider, omdat het bij de vorige verjaardag niet kon. Ik zie dat kinderen creatief zijn in hoe ze met elkaar om gaan. Dat zagen wij ook op het moment dat wij beeldbelsessies moesten hebben met kinderen. Ik ben elke keer weer onder de indruk van de veerkracht en creativiteit van kinderen. Hoe wij als volwassenen er mee omgaan doet er voor kinderen toe. Coping, hoe je met situaties omgaat leer je primair van je ouders.

Begrijpen (jonge) kinderen in wat voor een tijd we zitten?

Ik noemde eerder al de media en de impact daarvan op volwassenen. Voor kinderen geldt dat ook. Het jeugdjournaal dat over de persconferenties verslag doet, klokhuis die uitlegt wat een virus nou eigenlijk is en hoe een vaccin werkt. Kinderen krijgen dat mee. Je moet bij kinderen aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau. Vertrouwen laten zien als ouders is ook belangrijk. We weten dat angst bij kinderen gevoed kan worden door de angst die ouders laten zien. Lukt het je als ouder om te kijken naar wat wél kan, naar wat er nog wél is of laat je als ouder vooral je eigen onvrede zien. Dat zien kinderen en dat voelen ze. Maak je van het handen wassen meer een tussen neus en lippen door activiteit of ben je panisch als er een keer niet meteen handen gewassen kunnen worden of moeten je kinderen steeds handgel gebruiken. Wij hebben op de praktijk ook handgel staan. Het viel me op dat kinderen al heel snel automatisch dat gebruikten als ze bij me binnen kwamen (ouders, of opa en oma doen daar soms moeilijker over). Kinderen wennen snel aan een nieuwe situatie. Het is wel goed om serieus te reageren op de vragen die ze hebben.

Wat is de impact van de beperkingen op sportactiviteiten op kinderen en jongeren?

Net als school zijn de sportverenigingen plekken waar kinderen elkaar kunnen ontmoeten, waar ze sociale vaardigheden leren, afspreken om samen te fietsen, conflicten leren oplossen. Wanneer ze daar niet naar toe kunnen ontnemen we ze een deel van hun ontwikkeling. Gelukkig kan er wel gesport worden nu, maar zijn de tijden weer aangepast. Voor sommige kinderen is het heel naar dat ouders niet mee mogen. Jonge kinderen die voor het eerst op zwemles gaan en in hun eentje daar naar toe moeten is natuurlijk niet fijn, voor zowel de kinderen als de ouders. Tegelijkertijd weten die jonge kinderen niet beter. Voor oudere kinderen is vooral de sociale beperking rot.

Wat betekent de pandemie voor de toekomst van de huidige jongere generatie (na corona)?

Ik maak me vooral zorgen om het onzekere toekomstperspectief. De onzekerheid van hoe Corona zal verlopen met de verschillende varianten en het klimaat, maar ook waar ze kunnen wonen is een belangrijk issue. De zorg om de toekomst is dus breder dan Corona. Wat betreft de middelbare scholieren van nu zie ik belemmeringen in hun sociale ontwikkeling en hun identiteitsontwikkeling. Ik zie ook veel druk vanuit het onderwijs. Enerzijds moeten kinderen presteren en willen de scholen goede examenresultaten halen, maar aan de andere kant hebben veel ze onderwijstijd gemist. Dat geeft veel stress bij jongeren. Maar ik zie ook dat hun flexibiliteit en weerbaarheid versterkt worden. Onderzoek en de toekomst zullen uitwijzen wat het voor deze generatie betekend heeft.

Creatief beroep met verantwoordelijkheid

Aan het eind van de middelbare school wilde ik graag een creatief beroep doen. Het werd Pedagogische Academie (nu PABO) en aansluitend psychologie aan de RUG. Ik studeerde af als ontwikkelingspsycholoog. Inmiddels ben ik GZ-psycholoog in de GBGGZ (voorheen eerstelijn) en kinder- en jeugdpsycholoog. Je zou het op het eerste gezicht misschien niet zeggen, maar het is een creatief beroep.

Bij elk kind dat onze praktijk binnenloopt vind ik het bijzonder dat ik het vertrouwen krijg om mee te mogen kijken met de ontwikkeling die ergens spaak loopt of ouders die onzeker zijn over hun aanpak. Opgeleid met het contractmodel van oud docente Janneke Bennema – Sybrandy* weet ik dat ouders je co-therapeut zijn. Ouders melden hun kind aan op advies van de huisarts, van school of de gemeente of op eigen initiatief. Vaak hebben ze geen idee wat de achtergrond is of het opleidingsniveau van de behandelaar. Soms weten ouders ook niet het verschil tussen een psycholoog en een psychiater of orthopedagoog. Is ook heel lastig. Ze moeten er dus maar op vertrouwen dat ze een goede zorgverlener te pakken hebben die kennis van zaken heeft en die als de kennis en vaardigheden niet in huis zijn zich daar bewust van is en door verwijst.

Sinds de transitie jeugdzorg valt ook de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd (jeugd GGZ) onder verantwoordelijkheid van de gemeente en is het woud alleen nog maar meer ondoorgrondelijk geworden. We kunnen het alleen maar helder maken voor ouders als we als zorgverleners de verantwoordelijkheid oppakken om heel helder uit te leggen aan ouders wat we doen en wat de grenzen van ons kunnen zijn. Dus ook als vaktherapeut, als basis orthopedagoog, als kindercoach. Onlangs hoorde ik de uitspraak van een orthopedagoog die zei als ouders geen label willen kan ik prima een kind met autisme zien. Ze ging hiermee voorbij aan het feit dat het niet om het label gaat maar om de specifieke kenmerken van autisme bij dit kind en de belemmeringen die ouders en kind hierbij ervaren. Het gaat niet om het label, maar om de beschrijvende diagnose van dit kind. En als je onvoldoende kennis van autisme hebt betekent dat dus óf bijscholen óf niet doen!

Ik ben zelf opgeleid in de eerstelijn en vond het erg prettig om daar (onder supervisie) mijn loopbaan te starten. Later heb ik ook in de specialistische zorg gewerkt, maar toen had ik al de nodige ervaring. Nu zien we vooral basispsychologen en -orthopedagogen in de specialistische setting die daar al dan niet in opleiding (met werkbegeleiding) werken. Er wordt dan vooral protocolair gewerkt. Als supervisor probeer ik ze het vertrouwen te geven om hun eigen draai aan de protocollen te leren geven.

Ik denk wel eens aan de somatische zorg en hoe opleidingen daar geregeld zijn. Daar is het niet mogelijk dat je als arts aan het werk gaat zonder je co-schappen gelopen te hebben. In de geestelijke gezondheidszorg maken we daar geen enkel probleem van. Zo kan het dus dat een kind met autisme niet altijd kan rekenen op de meest adequate zorg (wie verwijst, hoe kritisch kijken de ouders). Stel je dit eens voor met een kind met leukemie? Ondenkbaar toch?

Ik werk nog steeds in de eerstelijn voor alle leeftijden. Voor de jeugd bieden we ook meer specialistische zorg, indien nodig in samenwerking met een kinder- en jeugdpsychiater. Natuurlijk volgen we de richtlijnen op de voet en beschikken we over behandelprotocollen. Maar elk kind dat binnen komt bekijken we als N=1 en behandelen we op maat. Daar komt de creativiteit ook om de hoek kijken, de mogelijkheid tot improviseren tijdens een sessie wanneer deze anders verloopt dan gepland. Af te stemmen op ouders die misschien heel anders in het leven staan dan jijzelf. Met humor en creativiteit kom je een heel eind.

*Bennema-Sybrandy, J. A. (1996). Het contractmodel in de hulpverlening aan ouders en kinderen. In A. E. Jackson, & P. L. C. van Geert (Eds.), Afspreken in de hulpverlening (pp. 9 – 52). Houten-Diegem: Bohn, Stafleu, Van Loghum.

Zorg, een gemankeerde markt

Met ingang van 1 januari 2022 vindt er een revolutionaire verandering plaats in de geestelijke  gezondheidszorg (ggz) en forensische zorg (fz). In samenspraak tussen verzekeraars en  branchevertegenwoordigers is bedacht om voortaan weer per verrichting te betalen.  Zorgverleners en zorgverzekeraars moeten meer elkaars taal gaan spreken: nu noemen zorgverleners wat ze verlenen zorg en verzekeraars noemen dat schade. In het  zorgprestatiemodel noemen we de zorg prestaties.

In de tijd dat ik begon noemden we het consulten. Mijn zoon zou zeggen potéto/potáto, ik oude wijn in nieuwe zakken. Het idee is dat er minder administratieve lasten zijn (lees: voor de verzekeraars geen verschillende bekostigingen meer zoals een behandeltraject generalistische basis ggz (GBGGZ) of diagnose behandelcombinatie (DBC). Voor de patiënt was het niet duidelijk wat er in de gedeclareerde behandelminuten daadwerkelijk zorg voor hem of haar was. Voor de zorgverlener heel vervelend dat je pas aan het eind van de behandeling betaald werd. In 2008 werd deze traject- en DBC bekostiging overigens als het ei van Columbus gezien.

Wat ik hierboven beschrijf, geldt overigens voor de ggz voor mensen die 18 jaar en ouder  zijn. De ggz voor onze kinderen en jongeren valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Dat leek een goed idee, omdat gemeentes beter zouden weten wat voor zorg kinderen en hun ouders nodig zouden hebben. Deze transitie ging in op 1 januari 2015 en daar ging een paar jaar voorbereiding aan vooraf, waarbij we als zorgverlener serieus Europees moesten aanbesteden. We moesten ons verdiepen in de wereld van Tenders* en zaten wekelijks bij verschillende gemeentes aan de koffie en met enige mazzel ook nog met een broodje erbij. Het maakt nu uit waar je met je gezin woont welke zorg je voor je kind kunt krijgen en voor ons als zorgverlener maakt het uit waar je praktijk staat en met welke gemeentes je een contract hebt hoe je inkomen er uit ziet.

De gemene deler is dat de zorg meer markt moest worden. Dat zou het einde betekenen van  de wachttijden, dat zou de kwaliteit verhogen (hoe is me een raadsel) en cliënten hebben  wat te kiezen. Ik zeg altijd dat iedereen op een slecht moment in zijn of haar leven zorg nodig  heeft en dat je er dan van op aan wil kunnen dat je kwalitatief goede zorg krijgt en dat je  hoofd er dan niet naar staat om van alles te kunnen of moeten kiezen. Zorg is geen brood  wat je bij de bakker koopt.

De marktwerking heeft alles behalve kortere wachttijden opgeleverd. Voor de volwassen ggz komt dat onder andere door de budgetplafonds die verzekeraars hanteren (ga je over dat budget heen dan dan wordt de verleende zorg niet meer vergoed). In de jeugd ggz was de transitie naar de gemeente ook ingegeven door bezuiniging. Lees: vooral de specialistische zorg moest eraan geloven. Ik herinner me nog dat ik met een wethouder om tafel zat die mijn ambulante zorg aan kinderen en jongeren vergeleek met de observatie opname van een instelling voor kinderpsychiatrie.

In de overgangsperiode (overigens een harde knip op 1-1-2008) naar de GBGGZ heb ik mijn  inkomen moeten voorfinancieren. Gelukkig zag ik dat aankomen en had ik een spaarpot aangelegd, zodat ik geen beroep hoefde te doen op de voorschotregelingen van de  verzekeraars met alle risico’s van dien. Tijdens de transitie jeugdzorg heb ik in het begin een jaar moeten wachten op de betalingen. Gelukkig had ik daarnaast ook nog volwassenen in behandeling en had ik toch wat inkomsten. Nu komt er weer een harde knip aan en de praktische uitwerking voor ons zorgverleners (‘ja heus, minder administratieve last!’) is allerminst duidelijk. Gelukkig zie ik ook nog kinderen en lopen die declaraties op dit moment in onze  regio goed.

 

Wanneer ik op een verjaardag andere ondernemers wel eens vertel over hoe onze branche georganiseerd is, zijn ze verbijsterd. We mogen ons eigen tarief niet bepalen wat in een  daadwerkelijke markt best raar is. Begrijp me goed, dat vind ik prima; ik ben niet in de zorg  gaan werken om miljonair te worden, maar ik doe wel complex werk waar een redelijk tarief  tegenover moet staan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) berekent deze tarieven, maar  om het toch op een markt te laten lijken mogen de verzekeraars bepalen dat je voor minder  dan het berekende marktconforme tarief moet werken. De marktwerking in de zorg is een  gemankeerde markt waar de verzekeraars alle troeven in handen hebben en wij  zorgverleners mogen tekenen bij het kruisje. En dan maakt het niet uit of we zorg consulten,  dbc’s of prestaties noemen.

*Een tender is een procedure waarbij door middel van inschrijving getracht wordt een bepaalde dienst of product te verkrijgen, in ons geval dat onze zorg ingekocht werd door de gemeentes waarvoor wij werkzaam zijn

Acceptatie

Omdat ik veel gebruik maak van acceptance en commitment therapy oftewel ACT krijg ik veel vragen over wat bedoeld wordt met acceptatie. Moet je dan alles maar over je heen laten komen en accepteren wat is? Betekent het dat je niets kunt doen en alles maar laten zoals het is? Nee, dat betekent het niet. Acceptatie gaat over het onder ogen zien van de nare situatie, de vervelende gevoelens of de pijn. Juist heel uitgebreid stil staan bij de narigheid en erkennen dat het er is. Beseffen dat het jóuw pijn, jóuw verdriet is, dat jíj het bent die in deze rotsituatie zit. Met het erkennen dat het er is gun je jezelf dat het nare gevoel er mag zijn, de angst, de pijn. Je vecht er niet meer tegen (als je een tegel op onkruid gooit is het onkruid even weg, maar het zal er snel onder vandaan groeien). Als je stopt met vechten kan er meer ruimte komen voor het nare gevoel. Dat klinkt eng, want wordt het dan juist niet erger? Nee, het krijgt de ruimte die het verdient en je kunt het in beter in perspectief gaan zien. Wanneer je tegen alle nare gevoelens vecht zal het gevoel de roze olifant in de kamer worden en steeds meer aandacht vragen (om de vergelijking met onkruid door te trekken, ‘trekken is stekken’ je kunt ook de definitie van onkruid bijstellen 😊). Erkennen dat je in een rotsituatie bent terecht gekomen door ziekte, ontslag, een scheiding betekent dat je jezelf dat verdriet mag gunnen, dat je mild voor je zelf kunt worden. We weten vaak heel goed wat we tegen de ander moeten zeggen in die situatie, maar voor onszelf zijn we veel harder. Acceptatie gaat ook over het omarmen wat er nu in je leven speelt, maar vaak ook nare situaties uit je verleden. Jij bent niet die nare situatie, maar het hoort wel bij je levensverhaal. En als je bereid bent om het te erkennen en zelfs te omarmen en je stopt met vechten komt er ruimte om te kijken naar wat er nog meer is in je leven, de mooie gevoelens, de goede herinneringen. Dus niet bij de pakken neer zitten, maar actief het gevecht stoppen. Daar gaat acceptatie over.

Leef je het leven dat je wil?

Soms kun je het gevoel hebben dat je in je leven van de ene situatie in de andere rolt. Je kwam je partner toevallig tegen op je werk, je bent blijven hangen in de baan die je kon krijgen toen je op zoek was en je woont in het huis dat je kan betalen. Ben je er tevreden mee? Heb je gevoelens van onvrede? Dan kan het goed zijn om te onderzoeken of je het leven leidt dat je graag zou willen.

Ik stel in de praktijk dan wel eens de vraag ‘wat zou je doen als je de jackpot wint?’ Dan kun je natuurlijk meteen zeggen dat je een groot huis met zwembad zou kopen of een huis in Oostenrijk en misschien ook nog wel een Maserati, maar wat zou je dóen? Hoe ziet je leven er uit?

Binnen ACT (acceptance and commitment therapy) noemen we dat leven naar je waarden. Ik heb al eens eerder ACT getagd aan mijn spreekkamerverhalen en een verhaal geschreven over de onderliggende theorie van deze behandelvorm (‘hoe we buren werden’), de relational frame theorie (de theorie dat we niet alleen leren door ervaringen, maar ook indirect door onze taal). ACT is een vorm van (cognitieve) gedragstherapie ontwikkeld in de jaren 90 van de vorige eeuw door Steven C.Hayes in Amerika.

In dit verhaal geef ik meer uitleg geven over de zes pijlers (hexaflex) van ACT en hoe je psychologisch meer flexibel kunt worden. De pijlers zijn:

  • Acceptatie (ruimte geven aan alle gedachten en gevoelens, ook die we niet willen hebben)
  • Mindfulness (met aandacht in het hier en nu zijn, zodat we alles wat rondom ons en in ons gebeurt kunnen ervaren en voelen)
  • Defusie (leren dat onze gedachten gebaseerd kunnen zijn op aannames, veronderstellingen, misvattingen en andere taalconstructen die niet persé op waarheid gebaseerd zijn)
  • Zelf (ons eigen zelfbeeld onderzoeken: wie ben ik en wie zou ik willen zijn? Ben je je eigen beste vriend of zou je met meer zelfcompassie naar jezelf kunnen kijken?)
  • Waarden (ons bewust worden van wat we echt willen in dit leven, wat we echt belangrijk vinden)
  • Toegewijd handelen (bereid zijn om ons eigen gedrag af te stemmen op onze waarden, zodat we ons leven leiden zoals we het willen en niet zoals de omgeving het dicteert)

Deze pijlers zijn niet los te zien van elkaar en staan met elkaar in verbinding. Tezamen zorgen deze elementen voor Psychologische flexibiliteit: het vermogen flexibel om te gaan met de problemen die op ons pad komen (acceptatie), terwijl je actie onderneemt op basis van je waarden (commitment).

Collega Gijs Jansen, schrijver van meerdere boeken over ACT heeft recent dit model nog concreter proberen te maken door de pijlers onder te brengen in hoofd, lijf en hart.

Het hoofd heeft strenge regels voor ons en vertelt ons dat we maar niet op zoek moeten naar die nieuwe baan, want je weet nu wat je hebt, ook al heb je het niet meer naar je zin. Je hoofd vertelt je ook dat je al van alles geprobeerd hebt en dat het allemaal niet werkt, je bent nu eenmaal zo en je houdt bijvoorbeeld niet van grote groepen. Je hoofd zorgt er voor dat je blijft piekeren en slecht slaapt of houdt je onzeker. Maar je kunt ook proberen wat meer afstand te nemen van je verstand en proberen je gedachten niet zo serieus te nemen.

In je lijf voel je of je in het hier en nu bent of dat je juist gestrest bent, je lijf zet je in beweging als je bereid bent om het anders te doen en niet te vechten tegen nare gevoelens.

En doe je wat je in je hart echt wil (waarden), ben je mild voor jezelf en kun je positief over je zelf denken en kun je ook echt handelen naar je hart (toegewijd handelen)?

Ik ben erg enthousiast over deze indeling. We zijn namelijk wie we zijn mét ons hoofd, mét ons lijf en last but not least mét ons hart. Dus nog een keer de vraag ‘leef je het leven dat je echt wil?’ Probeer dan niet te focussen op alle belemmeringen die je hoofd verzint, maar probeer te luisteren naar wat je hart je ingeeft en kijk of je van daaruit bereid kunt zijn om daarnaar te handelen, al is het maar een klein stapje.

Voor dit blog heb ik gebruik gemaakt van de boeken ‘How to ACT’ van Gijs Jansen (2019, Uitgeverij Thema) en ACT in de praktijk van Russ Harris (2020, Hogrefe Uitgevers bv). De afbeeldingen zijn gemaakt door het team van ACTguide (e-health en opleidingen) onder redactie van Gijs Jansen.

Doe iets nieuws!

‘Mijn leven is saai! Ik ben er klaar mee om nergens naar toe te kunnen en zoveel beperkingen opgelegd te krijgen’. Ze kijkt er grimmig bij. Onafhankelijk zijn is een belangrijke waarde voor haar, dus een overheid die haar daarin belemmert maakt haar radeloos.

Tijdens een eerdere sessie heb ik me laten verleiden tot een discussie over Corona en de maatregelen. Nu lukt het me om uit de inhoud te blijven en te erkennen dat deze tijd ook ontzettend rot is. Niemand wordt blij van de beperkingen en de onzekerheid over de toekomst. In die vorige sessie had ik wel benoemd dat ik zelf nu besef hoe rijk en vrij we zijn geweest. Dit maakt haar amper milder.

Wanneer ik vraag welke gedachten bij haar opkomen valt op dat het steeds dezelfde gedachten zijn waarbij ze zich vooral boos voelt. Bij het woord Corona kijkt ze zelfs heel vies. Gedachten krijg je heel gemakkelijk in je hoofd, maar er uit is lastiger. Wat wel kan is de relatie met je gedachten veranderen. We doen een oefening waarbij ze ervaart dat ze haar gedachten heeft en niet is. Ook doen we een gekke oefening met het woord Corona door het woord vaak te herhalen op verschillende toonhoogtes en met rare stemmetjes. Het tovert een glimlach op haar gezicht. Wat een gek woord!

Dan vertelt ze dat zich soms zo alleen en machteloos voelt. Ze is nu minder boos, maar ziet er verdrietig uit. Ze had haar pensioen zich anders voorgesteld. Ook nu nemen we de tijd om te erkennen hoe rot dit is. Het blijkt dat ze veel verschillende banen heeft gehad. Ze vertelt dat het bij haar na vijf jaar altijd begon te kriebelen en ze weer iets nieuws wilde leren. Het heeft haar een afwisselende loopbaan opgeleverd. Ze was net met pensioen toen de eerste maatregelen werden afgekondigd. Ik vraag haar wat ze allemaal al geprobeerd heeft om het wat dragelijker te maken. Ze heeft vooral gewandeld, omdat ze dan kon afspreken met vriendinnen. In de zomer werd ze daar nog wel blij van, omdat ze nieuwe gebieden in Nederland leerde kennen. De winter viel haar zwaar. Geen kerst met de hele familie. Geen reizen. Ik vraag haar wat ze deed als ze zich als kind verveelde. ‘Ik verveelde me nooit! Ik speelde buiten of was binnen aan het knutselen en tekenen..’ ‘Doe je dat nu ook nog wel eens?’ ‘Nou nee..’ ‘Wat zou je nog willen leren?’ Dan vertelt ze dat ze altijd wilde leren beeldhouwen. Het lijkt haar heerlijk om in steen te hakken. De cursussen zijn er nu niet, maar met youtube filmpjes kom je misschien een heel eind. Voor de volgende keer gaat ze kijken of ze iets leuks kan vinden.

Met haar afwisselende banen heeft ze haar brein altijd geprikkeld om iets nieuws te leren. Met pensioen gaan is al lastig, maar in deze tijd is het een uitdaging. Gelukkig kun je altijd nieuwe dingen leren en is ‘do it yourself’ helemaal hot and happening.

(Elke overeenkomst met werkelijk bestaande personen berust op toeval)

Avondklok

Zij zit vandaag bij de helpdesk van mijn online patiëntendossier. Ze heeft me uit de penarie geholpen, terwijl er een meisje door het beeld liep en ik een jongetje op de achtergrond hoor. “Hoe hou je het vol?” Nu de kinderen niet naar school kunnen en thuis les krijgen en zij ook vanuit huis moet werken heeft ze als alleenstaande moeder heel veel ballen in de lucht te houden. Ze heeft een strak schema, staat op tijd op, zodat ze zelf even rustig kan douchen en de dag starten. Daarna komt het huis tot leven. Pieter staat meteen te popelen om de dag te beginnen, terwijl Joost zijn bed niet uit te branden is. Joost zit in 2 HAVO en wil het allemaal zelf regelen. Marit zit in groep 7 en is heel serieus, maar heeft moeite met opstarten. Pieter is enthousiast, maar kan zijn aandacht er vaak niet goed bijhouden. Ze vertelt dat ze bij het ontbijt de planning van de dag doorneemt. Ze wil dat Joost aangekleed deelneemt aan de les, maar dat lukt niet altijd. Hij is dan zo dwars. Het lukt haar niet om altijd  consequent te blijven. Pieter zit in groep 5 en heeft nog veel begeleiding nodig bij zijn werk. Hij heeft elke dag een ‘meet’ met zijn juf om elf en twee uur. Daarom heen zorgt ze dat hij zo goed en zo kwaad als het gaat zijn schoolwerk doet. “Hoe doe je dat met je eigen werk?” Tja, daar vraag ik wat. Ze probeert in ieder geval haar eigen (zoom)afspraken zoveel mogelijk op de tijden te plannen dat Pieter bij de les wordt gehouden door zijn juf. Daarom heen probeert ze mails te beantwoorden. Zoals bij mij moet ze soms mee kijken om de problemen op te lossen. Ze proberen ook elke dag naar buiten te gaan. Pieter en Marit hebben kiezels uit de tuin beschilderd en verstopt in de buurt. Ze hebben de grootste lol als ze bij een volgend rondje verdwenen zijn en soms liggen er andere voor in de plaats. Ze houdt het ook vol, omdat ze ’s avonds als de jongsten slapen (bij Joost brandt het licht nog lang, maar stiekem vindt ze dat wel fijn) zelf aan de wandel gaat. Als je dacht dat het stil op straat is heb je het mis. Iedereen lijkt wel een hond te hebben en loopt nog een ommetje. Zelf loopt ze de wijk uit naar de weilanden. Daar hoort ze ganzen overvliegen en soms hoort ze een uil. Dat is haar moment. Dan kan ze even opladen. Ze praat zichzelf moed in dat het heus ooit weer beter wordt en dat ook zij een keer aan de beurt is voor vaccinatie. Ze kijkt steeds minder naar het nieuws, maar de persconferentie bekijken ze samen en toen kwam het bericht… de avondklok, na 21 uur niet meer de deur uit! Daar ging haar oplaad momentje. “En?” Met pretlichtjes in haar ogen zegt ze dat zij nu het laatste rondje met de buurhond doet. Buren blij, zij blij. Maandag mogen Pieter en Marit weer naar school. Haar baas zal er blij mee zijn, omdat ze dan weer productiever is. Zelf zal ze die bedrijvigheid in huis ook wel een beetje missen. Het voordeel is dat ze meer tijd voor Joost heeft. Terwijl ze het vertelt beseft ze zich dat er aan alles twee kanten zit.